Gouden Piramide 2024
Vakschool Nimeto wint met Nimeto maakt Ruimte
De school zag de afgelopen jaren een groei in de studentenaanmeldingen. Hierdoor kwam op een gegeven moment wel de prangende vraag op tafel: hoe kunnen we deze jonge mensen die een vak willen leren in schilderen, restaureren en ruimtelijk vormgeven adequaat huisvesten?
Het juryoordeel
Dit project onderstreept het pleidooi om scholen niet automatisch na veertig jaar af te breken, maar eerst te onderzoeken of een tweede leven mogelijk is. De school formuleerde vooraf drie krachtige uitgangspunten: naast behoud van het gebouw waren dat het werken met een jonge architect en het laten meeprofiteren van de directe omgeving (de omliggende woonbuurt).
Drie gouden grepen
Het ontwerpend onderzoek dat Mevrouw Meijer in opdracht van Nimeto organiseerde, leverde veel kennis en ideeën op voor de precieze insteek. Op basis hiervan gaf het schoolbestuur een van de betrokken jonge architecten de opdracht voor het uiteindelijke ontwerp. Dit omvat volgens de jury drie gouden grepen: het openmaken van de kelder die zorgt voor meer nuttige meters en meer ruimtelijkheid. De colonnade tussen de twee gebouwdelen. En niet in de laatste plaats de voor iedereen toegankelijke hof die de woonbuurt met de school verbindt – een gebaar waarmee de school zich bewust open en kwetsbaar opstelt. Als klap op de vuurpijl worden nog eens extra parkeerplaatsen ingeleverd voor meer tuingroen. De architect kijkt over de grenzen van zijn eigen vakgebied heen. Hij heeft zich hier niet alleen ontfermd over elk detail van het gebouw, maar ook het landschap in de binnenplaats intensief meeontworpen als integraal onderdeel van de leeromgeving. Daarbij heeft hij zich goed verdiept in het ontwerp van deze publiek toegankelijke ruimte; hierin ligt een enorme kracht. Er is sprake van één taal, het geheel voelt aan als een natuurlijke plek die al heel lang op deze manier lijkt te bestaan.
Meneer Jansen
Bijzonder is dat de kwaliteit tot stand is gekomen met een zeer laag bouwbudget (een kleine 800 euro per vierkante meter, waar andere scholen algauw 3.000 euro verspijkeren). De school moest daarmee uit zien te komen, terwijl uit het aanbestedingsproces slechts één bouwbedrijf naar voren kwam – waarmee vervolgens verplicht zaken gedaan moesten worden. Wat er weer
toe leidde dat de architect tijdens de bouw regelmatig de rol van opzichter op zich moest nemen, om zaken letterlijk en figuurlijk recht te laten zetten. Een lid van de jury: ‘We hadden deze school graag – naast de inzet van Mevrouw Meijer – een Meneer Jansen gegund die op dit vlak van de bouw en de uitvoering assistentie had geboden.’
Illegaal de bouwplaats op
Het is tekenend voor de inzet van alle betrokkenen dat binnen deze context zo’n bijzondere leeromgeving is ontstaan. De persoonlijke bevlogenheid van de opdrachtgever heeft daar in belangrijke mate aan bijgedragen. Het beeld beklijft van bestuursvoorzitter Henk Vermeulen die ’s nachts illegaal de bouwplaats op ging om de voortgang van het project te bekijken.
Waar andere scholen bij een bouwproject hele stafafdelingen en een team facilitymanagers ter beschikking hebben, heeft Nimeto het hele proces met een klein team aangestuurd. Op basis van een sterke onderwijsvisie en een uitgestoken hand naar de omgeving is een omgeving gecreëerd die weer generaties lang mee kan.
Groei aantal MBO studenten
De studentenaantallen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) schommelen de laatste jaren flink. Door de afname
van de natuurlijke bevolkingsgroei, maar ook door de beeldvorming over het mbo. De berichten in de media laten een wisselend beeld zien: het zou hier gaan om het ‘afvoer-putje’ van de maatschappij, waar veel te weinig politieke aandacht voor bestaat. Een recent bericht van de NOS laat tegelijkertijd echter weten dat steeds meer havisten de weg naar het mbo weten te vinden, door vanuit havo-4 door te stromen. Het mbo ziet dat het imago langzamerhand verbetert. Het belang van goed opgeleide vakmensen wordt zichtbaar in de samenleving, er wordt maatschappelijke aandacht besteed aan terminologie als ‘theoretisch en praktisch opgeleid’.
Op zoek naar toekomstbestendige oplossing
Nimeto (vakschool voor creatieve ruimtemakers in Utrecht) kan meepraten over de weg omhoog. De school zag de afgelopen jaren een groei in de studentenaanmeldingen. Hierdoor kwam op een gegeven moment wel de prangende vraag op tafel: hoe kunnen we deze jonge mensen die een vak willen leren in schilderen, restaureren en ruimtelijk vormgeven adequaat huisvesten? Met daarbij de mogelijkheid om ruimte te geven aan nieuwe onderwijskundige inzichten. De gebouwen van Nimeto bestaan uit meerdere onderdelen, met een eigen geschiedenis. Aan de ene kant van de straat staat de oorspronkelijke schildersvakschool (compleet met de typerende sheddaken voor het koele noorderlicht) en de later toegevoegde etaleursopleiding, aan de andere zijde vinden we het gebouw voor de slagers-vakopleiding. Dit alles in een versteende omgeving, met veel ruimte voor parkeerplaatsen. Het was duidelijk dat dit voor de toekomst geen bestendige oplossing zou betekenen. Bestuurders Henk Vermeulen en Frans Veul hadden echter geen fiducie in de voor veel schoolgebouwen in Nederland gebruikelijke oplossing van sloop en vervangende nieuwbouw. Dat is niet alleen de minst duurzame oplossing, maar zou ook een fors verlies aan ruimte betekenen (door de huidige veel krappere gebouwnormen), waar overmaat juist een van de kwaliteiten van de bestaande situatie is. Zij kozen voor behoud en herontwikkeling.
Practice what you preach
Een andere ambitie was om expliciet met een jonge architect te gaan werken, passend bij de visie van Nimeto om jonge mensen een kans te geven op de arbeidsmarkt – iets waar Nimeto bedrijven ook op wijst – practice what you preach dus. Een ontmoeting van Frans Veul op een onderwijsbeurs met kunsthistoricus Wilma Kempinga wierp licht op de mogelijk af te leggen marsroute. Kempinga staat aan het hoofd van Mevrouw Meijer, een stichting die schoolbesturen helpt om hun bestaande schoolgebouw een nieuw leven te geven. Geen afbraak maar doorontwikkeling derhalve, passend bij de eisen van de moderne tijd.
Omgeving laten meeprofiteren
Dat werd ook de opzet voor het gebouwencomplex van Nimeto, met inbegrip van de omliggende openbare ruimte. Insteek van de school was dat de omgeving ook mee zou moeten profiteren van de transformatieopgave, door het ‘grijs’ van stenen en asfalt te vervangen door groen. Dat vertaalde zich in een ontwerpend onderzoek onder drie aanstormende jonge architectenbureaus. Ze wisten met hun analyses de kwaliteiten en kansen van de huisvesting bloot te leggen. Uiteindelijk viel de keuze op de visie van Maarten van Kesteren, die hiermee aan zijn eerste grote bouwproject begon. Hij nam zich voor om zich langjarig op Nimeto te concentreren, van de eerste concrete ontwerpen tot en met de bouwbegeleiding.
Bij de planuitwerking werkte het schoolbestuur nauw samen met de gemeente Utrecht en de omwonenden. Als een olievlek heeft de vernieuwing van de school ertoe geleid dat voor de hele buurt een vergroeningsplan is opgesteld,
waarmee de openbare ruimte een forse kwaliteitsimpuls krijgt. Bij de gebouwen zelf bestaat de grootste ingreep uit een nieuwe loopbrug over de straat heen die tevens beschutting biedt aan de onderliggende colonnade. In de gebouwen is meer ruimte gecreëerd door vloerdelen weg te snijden en zo met vides licht en lucht te brengen in de onderliggende kelders. Op deze manier kan de groei van het aantal studenten binnen het bestaande casco worden opgevangen.
Klein bouwbudget groots resultaat
Zowel bij het ontwerp als in de uitvoering hebben de leerlingen zelf een actieve rol gespeeld. Wederom vanuit de Nimeto-visie dat bij ‘leren’ ook ‘proberen’ hoort. Mede daardoor lukte het om voor een minimaal bouwbudget van een kleine 800 euro per vierkante meter de ombouw te realiseren. Geheel zonder slag of stoot ging dat overigens niet (in een tijd waarin de coronapandemie de wereld beheerste en bouwmaterialen lang op zich lieten wachten); tijdens de verbouwing moest de onderwijswinkel openblijven. Van architect Maarten van Kesteren was veel inzet nodig om tijdens de bouw de vinger aan de pols te houden. Na vier jaar onderzoeken en ontwerpen en twee jaar verbouwen staat er nu een school die weer vele jaren meekan.
Bekijk hier de korte film die prachtig weergeeft hoe bijzonder de opdrachtgever en het project zijn.
De beste inzendingen van de Gouden Piramide 2022 worden uitvoerig beschreven in het boek 'Doen en laten', kosteloos te verkrijgen door een mail te sturen naar het contactmailadres.
Jury en overig genomineerden
Francesco Veenstra (voorzitter) trad in september 2021 aan als Rijksbouwmeester. Sinds 2017 is hij partner bij Vakwerk architecten in Delft. Daarvoor werkte hij bij Mecanoo, waar hij van 2007 tot 2017 mede-eigenaar was. Tot juli 2021 was hij voorzitter van de Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus (BNA).
Nina Aalbers leerde het vak van architect aan de TU Delft. Ze bouwde in Rotterdam met Ferry in ’t Veld een eigen woonhuis met een circulaire baksteen van afval. Samen richtten ze architectenbureau Studio ArchitectuurMAKEN op. Inzet van het bureau is het duurzaam veranderen van de bouwketen met circulaire, klimaatadaptieve en natuurinclusieve ontwerpen. In 2019 werd ArchitectuurMAKEN genomineerd voor de ARC 19 Young Talent Award van De Architect.
Berte Daan is landschapsarchitect en partner bij PeetersenDaan, een ontwerp- en onderzoeksbureau op het gebied van landschap, stedenbouw en sociologie. Het bureau werkt aan uiteenlopende onderzoeks- en ontwerpopdrachten op diverse schaalniveaus waarin gezocht wordt naar rekenschap op de lange termijn. Daan studeerde aan de TU Delft en de ETH Zürich, waarna ze bij VOGT Landschaftsarchitekten en Bureau B+B werkte. In 2020 won PeetersenDaan de prijsvraag Panorama Lokaal Emmen. In 2022 deed Daan mee aan het Young Innovator-traject van het College van Rijksadviseurs.
Lonneke Zuijdwijk is directeur Vastgoed bij gebiedsontwikkelaar Heijmans Vastgoed. Ze heeft eerder gewerkt bij woningcorporatie Woonstad Rotterdam waar zij onder andere betrokken was bij de revitalisering van Katendrecht, het schiereiland op Rotterdam Zuid. Zuijdwijk studeerde Civiele Techniek aan de TU Delft.
Henk Snel werkt als senior stedenbouwkundige bij de gemeente Zwolle. Hij is betrokken bij complexe, binnenstedelijke projecten en werkt verder aan strategische beleidsontwikkelingen zoals de Zwolse Adaptatie Strategie, de Omgevingsvisie Ons Zwolle van Morgen en ontwerpend onderzoek vanuit meerdere thema’s. Snel is tevens actief in het onderwijs als docent en lid afstudeercommissies bij bachelor- en masteropleidingen.
Arno Visser is sinds maart 2023 voorzitter van Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven. Daarvoor was hij sinds 2015 president van de Algemene Rekenkamer. Visser studeerde Literatuurwetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen, werd tekstschrijver en daarna persvoorlichter van de VVD-fractie in de Tweede Kamer. Tussen 2003 en 2006 was Visser zelf Kamerlid, gevolgd door een wethouderschap in Almere (2008-2013).
Guido Wallagh studeerde af als planoloog (Universiteit van Amsterdam, 1988) en promoveerde in 1994. Hij heeft sinds januari 2023 zijn eigen bureau: ROSVP. Hij wordt veelvuldig gevraagd als voorzitter van bijeenkomsten, moderator van workshops en (ontwerp)ateliers en evaluatieonderzoeken. Daarnaast werkt hij voor overheden, woningcorporaties en ontwikkelaars en vervult daarbij de rol van procescoördinator, veelal in combinatie met visieontwikkeling en/of participatie. Wallagh is als adviseur betrokken bij verschillende grote gebiedsontwikkelingen.
Pieter van der Wielen studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkt sinds 1998 als journalist voor diverse publieke omroepen. Van 2014 tot 2022 presenteerde hij het programma ‘Nooit meer Slapen’ en won hiervoor de Zilveren Reismicrofoon. In februari 2023 werd Van der Wielen vaste presentator van het NPO Radio1 programma MAX Nieuwsweekend op zaterdagochtend, naast Mieke van der Weij. Daarnaast maakt hij voor NRC de wekelijkse interview-podcast Het Uur.
Kees de Graaf is secretaris van de jury. Hij studeerde stadsgeografie aan de Universiteit van Amsterdam en is sinds 2000 zelfstandig publicist op het terrein van stedenbouw, architectuur en gebiedsontwikkeling. Hij werkt als eindredacteur bij de website gebiedsontwikkeling.nu van de TU Delft en is algemeen bestuurslid van waterschap Hunze.
Tot 1988 was aan de noordoostkant van de Leidse binnenstad meelfabriek De Sleutels gevestigd. Een plek waar de meeste stadsbewoners weinig te zoeken hadden. Inmiddels is het gebied opengelegd voor bezoekers en met de afronding van het aangrenzende project Singelpark – waarbij de binnenstad met een groene route wordt omsloten – zal de vindbaarheid en bekendheid snel toenemen.
Back to the bones
De Noordwijkse bouwondernemer Ab van der Wiel ontdekte de locatie in het midden van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Hij was op bezoek geweest in het fameuze Meatpacking District in New York City en – op de vlucht voor een dreigende gang op straat – pardoes in een van de leegstaande fabrieksloodsen beland, die tot een loft was omgebouwd. Dat beeld bleef hem bij tot 1986, toen eigenaar Meneba aankondigde de meelfabriek te gaan sluiten. Van der Wiel twijfelde niet lang en ging aan de slag, zonder zekerheid over de mogelijkheden voor een herontwikkeling. Wat zou de toekomst van dit gebied worden, dat bestaat uit een mix van allerlei industriële gebouwtypologieën? In de stad waren er voorstanders van sloop maar de Stichting Industrieel Erfgoed Leiden (STIEL) wierp zich samen met Van der Wiel op voor behoud en herontwikkeling. Met de hulp van staatssecretaris Rick van der Ploeg (OCW) volgde in 2001 de aanwijzing van tien van de gebouwen op het terrein tot rijksmonument. De afbraak was daarmee van de baan, nu was het tijd om de visie van Van der Wiel (een herontwikkeling met een gemengd stedelijk programma) te gieten in concrete plannen. Van der Wiel benaderde de Zwitsere architect Peter Zumthor en deze ontwikkelde het concept ‘back to the bones’. Oftewel het terugbrengen van de industriële gebouwen tot hun ware essentie. Om van daaruit deze kwaliteiten te versterken en te benutten voor hun nieuwe functies.
Hobbels wegnemen
Het werd het begin van een langjarig proces waarin de opdrachtgever meerdere hobbels moest nemen. De medewerking vanuit de gemeente Leiden liet aanvankelijk te wensen over (pas in 2013 werd de eerste bouwvergunning verleend), meerdere crises troffen het project en Van der Wiel moest meer dan negentig keer bij een beroepsinstelling opdraven om zijn plan te verdedigen. Voorstanders en steunpilaren waren er echter ook, zoals het ministerie van OCW, het Nationaal Restauratiefonds, de provincie Zuid-Holland en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Zij deelden hun kennis en zegden financiële steun toe.
Ook de architectonische uitwerking van de plannen verliep niet zonder slag of stoot. Van der Wiel benoemde David Chipperfield als hoofdontwerper (en opvolger van de drukbezette Zumthor), maar de persoonlijke klik met hem ontbrak. Een toevallige ontmoeting van Van der Wiel in een meubelwinkel in Noordwijk bracht hem in contact met architect Bart Akkerhuis; deze zocht een zitbank en vertelde dat hij net voor zichzelf was begonnen, na als partner bij het bureau van Renzo Piano te hebben gewerkt. Nu was de klik er wel en sinds 2015 stuurt Studio Akkerhuis de realisatie aan, waarbij ook andere ontwerpdisciplines hun inbreng leveren, zoals LOLA Landscape Architects en Piet Oudolf voor de landschappelijke herinrichting. Het eigen bouwbedrijf Van der Wiel Bouw zorgt voor de realisatie en profiteert daarbij van de ervaring die in Noordwijk en omgeving is opgedaan met utiliteitsbouw en woningbouw – en daarbij behorende wensen van de uiteenlopende gebruikers.
Langjarige persoonlijke verbondenheid
De eerste fase van de herontwikkeling is inmiddels gereed, het tweede deel moet onder meer nog een hotel en een evenementenplein toevoegen. Het woonprogramma ging van start met de bouw van sociale huisvesting (voor studenten en young professionals), in samenwerking met woningcorporatie DUWO. Hiervoor tekende de Leidse architect Jan Splinter, die ook het kantoor van Van der Wiel in Noordwijk ontwierp. Veel draait bij deze opdrachtgever dus om langjarige persoonlijke verbondenheid en het werken in een klein team. En om kwaliteit. Veel aandacht is besteed aan de architectonische details, aan het hergebruik van industriële elementen (zoals de bijzondere stalen constructie voor de meelzakken in een van de trappenhuizen) en aan de duurzaamheid van het plan. Het gebied is autoluw gemaakt, parkeren vindt plaats in de ondergrondse garage. Hierdoor is onder meer ruimte gecreëerd voor een grote tuin, met een grote rijkdom aan planten en bloemen. Het regenwater wordt opgevangen, zodat ook in droge periodes de planten en bomen nat kunnen worden gehouden. Ieder gebouw op het terrein heeft verder een eigen warmte/koudesysteem. Niet in de laatste plaats wordt ook aan sociale duurzaamheid invulling gegeven, onder meer met betaalbare werkruimtes. Hierin zijn ondernemers gevestigd met een langere-termijnblik, waaronder een leerwerkplek voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
De locatie van inzending van deze genomineerde opdrachtgever werd – voor de transformatie althans – niet veel bezocht, net als bij de fabriek in Leiden. Terwijl er op de aangrenzende oevers druk werd gebouwd en onder meer het nieuwe woongebied De Veranda verscheen, bleef het Eiland van Brienenoord letterlijk en figuurlijk wat in de luwte liggen.
Baron van Brienen
Het 21 hectare grote eiland ontstond in de negentiende eeuw door verslibbing van een zandplaat en werd opgehoogd door de ene helft boven op de andere te leggen. Oorspronkelijk was het privébezit (van de baron van Brienen, die het onder meer voor de zalmvangst benutte) maar op een gegeven moment is het in publieke handen terechtgekomen. Daar werd het bijvoorbeeld gebruikt in de jaren zestig van de vorige eeuw: in een droogdok werden de caissons voor de Rotterdamse metro gemaakt. Er werden ook wel plannen ontwikkeld om het eiland een andere functie te geven (zo was er sprake van de bouw van een hotel) maar deze haalden niet de eindstreep. Hierdoor konden de leden van de volkstuinvereniging, die hier al sinds 1943 is gevestigd, rustig ademhalen en blijven genieten van hun stille plek midden in de stad. De enige buren die ze kregen, waren de gebruikers van de Buitenplaats Brienenoord, die zich hier een paar jaar geleden met hun geheel circulaire gebouw een plek verwierven en nu vier Schotse hooglanders hier laten grazen – inmiddels liefkozend ‘de dames’
genoemd.
Programma Rivieroevers
De gemeente herontdekte het eiland in het kader van het Programma Rivieroevers en het project Getijdenpark, waarbij een heel andere omgang met het rivierwater centraal staat. Lange tijd werden rivieren als de Rotte, de Schie en de Nieuwe Maas vooral utilitair ingezet en met veel steen en basalt ingeperkt. Daar komt de gemeente nu van terug. Er moet meer ruimte komen voor water en groen, voor flora en fauna én voor recreatief gebruik door de stadsbewoners. Het herstel van het deltalandschap en het vergroten van de invloed van de getijdenwerking spelen daarbij een belangrijke rol. En passant kan deze aanpak een positieve invloed hebben op de omliggende stedelijke gebieden, waar de druk op de ruimte hoog is en de komende jaren nog verder zal groeien met de stedelijke verdichtingsopgave. Er is behoefte aan plekken waar stedelingen buiten kunnen zijn, recreëren en bewegen. Bij het Eiland van Brienenoord komen deze verschillende lijnen samen.
Eilandberaad
De gemeente Rotterdam heeft bij deze gebiedsaanpak zowel de rol van opdrachtgever als opdrachtnemer (ontwerp,
projectmanagement) op zich genomen. Het eiland is opgenomen in het Rondje Stadionpark, een vijf kilometer lange
recreatieve route die meerdere groengebieden op Zuid verbindt. Voor een betere bereikbaarheid van het park zijn
twee nieuwe bruggen aangelegd, zodat bezoekers veel sneller en beter toegang hebben en daar kunnen struinen en sporten. De precieze inrichting is gaandeweg het proces tot stand gekomen; het plan is steeds wat verder verrijkt. Dit hing samen met de aanvankelijke beperkte beschikbare financiële middelen. Gedurende het project, waarvan de start van de planontwikkeling in 2016 lag, kwamen er echter nieuwe bronnen bij. Uiteindelijk kon uit vijftien potjes worden geput om het eiland zijn nieuwe inrichting te geven. Inhoudelijk werd het plan aangescherpt en verbeterd door sessies met externe ontwerpers en de organisatie van een ‘Eilandberaad’, met daarin betrokkenen uit de omgeving. Dat zorgde niet alleen voor een beter plan, maar ook voor het nodige draagvlak in de omgeving. Extra communicatie werd ingezet op het moment dat aan de zuidkant van het eiland honderden bomen moesten worden gekapt, om eb en vloed daar meer ruimte te geven. Een ingreep die ogenschijnlijk eerder natuur kost dan het oplevert, maar inmiddels zichtbaar bijdraagt aan het karakter van een bewust niet-aangeharkt stadspark. De ingreep maakte bovendien letterlijk ruimte voor een flauwe oever waar de invloed van de getijdenwerking zichtbaar is. Deze meervoudige identiteit wordt de komende jaren verder versterkt, omdat de gemeente in principe van plan is tien jaar lang geen beheersmatige ingrepen te doen: de natuur is hier nu de baas.
Bijzonder is dat er geen sprake was van de bekende stuurgroep en zelfs de directie van de gemeente niet was vertegenwoordigd. In die zin heeft het Getijdenpark zich ‘onder de radar’ kunnen ontwikkelen. Daarbij deden zich ook de nodige hobbels voor, zoals de aanwezigheid van een vleermuiskolonie die een planaanpassing vergde. Ook verliep de aanleg van een van de bruggen niet zonder slag of stoot; bij oplevering bleek deze scheef te liggen en een hernieuwde
aanleg was noodzakelijk. De kinderziekten zijn nu overwonnen en steeds meer bezoekers weten de weg naar het eiland te vinden. De rivier kan hier worden aangeraakt (hoewel natuurzwemmen wordt afgeraden door de sterke stroming) en beleefd, onder meer vanaf een nieuw uitzichtplatform (ontwerp H+N+S Landschapsarchitecten in samenwerking met NEXT Architects) dat de gemeente werd geschonken door baggerbedrijf Van Oord. Het succes van de aanpak heeft zich inmiddels vertaald in planvorming voor het verder uitbreiden van het eiland in de richting van het stadscentrum.
Deze gebiedsontwikkeling betreft de herontwikkeling van twee bestaande gebouwen in de binnenstad van Groningen (twee voormalige V&D-panden), de realisatie van een nieuw woongebouw (Mercado) en de herinrichting van de openbare ruimte.
Transformatie morsige achterafstraat
Iedere binnenstad kent wel zo’n morsige achterafstraat waar je het liefst zo snel mogelijk doorheen loopt of fietst. In Groningen was de Rode Weeshuisstraat zo’n plek. Aan de ene kant van de straat viel het nog wel mee, met het karakteristieke gebouw van het Rode Weeshuis (en de achterliggende hof), dat de straat haar naam gaf. Maar wie zich vervolgens omdraaide, keek tegen de panden van het voormalige V&D-warenhuis aan. En ook al mag het brutalisme in de
architectuur aan een voorzichtige herwaardering bezig zijn, veel Groningers waren er toch niet echt over te spreken.
Alleen de Aldi-supermarkt zorgde nog voor de nodige loop in de straat. Inmiddels is dat beeld geheel gewijzigd. Ontwikkelaars MWPO en Beauvast zagen potentie in de leegstaande V&D-panden. Met de locatie was namelijk niets mis, op een strategisch punt in de noordwand van de Grote Markt aan de voorzijde en de Rode Weeshuisstraat en Stalstraat aan de achterzijde. MWPO durfde in 2019 voor eigen rekening en risico de aankoop van de panden aan, een actie die ze ook in andere steden pleegt en waarmee ze greep krijgt op de herontwikkeling. De gemeente Groningen dacht graag mee, omdat ook zij het belang inzag van een transformatie van deze plek. In 2016 stelde de gemeenteraad de visie ‘Bestemming Binnenstad’ vast, een publieke poging om de kwaliteit van dit gebied te verbeteren. Van het bijbehorende uitvoeringsprogramma zijn inmiddels behoorlijk veel ingrepen gerealiseerd; ook de herinrichting van de Grote Markt (die overigens geen deel uitmaakte van de inzending voor de Gouden Piramide) valt hieronder.
Ambities en belangen kwamen zo samen en mondden uit in een plan om twee gebouwen ingrijpend te verbeteren (het voormalig warenhuis en pakhuis van V&D) en één te slopen (het Vendoramapand). Op de slooplocatie ontstond hierdoor ruimte voor de nieuwbouw van woningen. Daarnaast maken de aanleg van een grote ondergrondse fietsenstalling en de herinrichting van de Rode Weeshuisstraat onderdeel uit van het project.
Gemengd stedelijk programma
In de plaats van de 20.000 m 2 leegstaande winkel- en opslagruimte is een gemengd stedelijk programma gekomen. Het warenhuis is omgebouwd tot een mixed-use gebouw met de nadruk op kantoren. Een van de gebruikers van dit ‘Groot Handelshuis’ is de Rijksuniversiteit Groningen, die hier een ‘House of Connections’ heeft geopend en tal van activiteiten organiseert die gericht zijn op ontmoeting en verbinding. Een nieuw atrium zorgt voor daglicht op de grote en diepe vloeren. De herontwikkeling tot kantoren viel achteraf gezien midden in de coronapandemie, wat de vraag opriep: is er bij bedrijven nog wel behoefte aan werkruimte? Dat bleek het geval: met zijn flexibel indeelbare vloeren voorziet het (inmiddels geheel verhuurde) pand in de behoefte aan hoogwaardige kantoorruimte op een zeer centraal gelegen locatie.
Het voormalige pakhuis heet nu The Warehouse – blijkbaar is Engels hier passender voor – en huisvest onder meer de Groningse interieuronderneming Laif & Nuver, die eerder aan het Gedempte Zuiderdiep was gevestigd. Ook zijn in dit pand 24 compacte en luxe appartementen gerealiseerd. Het vele nieuwe glas in de gevel draagt bij aan de verbinding met de straat. Dat geldt ook voor de dubbelhoge plint van het nieuwe woongebouw Mercado, dat met zijn vertrappende gevel de schaal van de Grote Markt verbindt met die van de Rode Weeshuisstraat. Mercado omvat 41 appartementen in de luxe klasse, bedoeld om ook huishoudens met een grotere portemonnee (want goed voor het voorzieningendraagvlak) te verleiden om in de binnenstad te komen wonen. Een speciale lift brengt de auto’s, die verder te gast zijn in dit gebied, naar de ondergelegen parkeergarage.
Openheid en lucht
Bewust is door de ontwerpers (Loer Architecten in samenwerking met De Zwarte Hond) voor een andere massa dan die van het gesloopte gebouw gekozen. Op die manier kon halverwege de straat een klein pleintje worden gecreëerd dat openheid en lucht geeft. Hier is plek voor de nodige horecaterrassen. Opvallend is verder de afwerking met chique keramieken gevelelementen. De blauwgroene teint hiervan sluit aan bij de verticale tuin langs de gevel met 3.600 planten. Ook op de balkons en terrassen is volop groen te vinden, dat wordt onderhouden door een hovenier en volautomatisch per computer wordt bewaterd. In de door de gemeente opnieuw ingerichte Rode Weeshuisstraat hebben fietsers en wandelaars het primaat gekregen. Parkeerplaatsen zijn verwijderd en bomen zijn toegevoegd. Waar voorheen de primaire fietsroute van
west naar oost over de Grote Markt liep, is deze verlegd naar de Rode Weeshuisstraat. Het zorgt ervoor dat veel Stadjers kennismaken met dit ingrijpend verbeterde stukje Groningse binnenstad.
De gemeente Rotterdam had al een sloopvergunning verleend voor de totale afbraak van het voormalige Zuiderziekenhuis, maar er volgde verzet – en inkeer. De gemeenteraadsver kiezingen van 2014 brachten een nieuwe raad aan de macht, die zich voornam zorgvuldiger om te gaan met het gebouwde erfgoed in de havenstad. Het Cuypers Genootschap was ondertussen kien genoeg om een verzoek in te dienen voor de aanwijzing als gemeentelijk monument; de voorbescher ming die zo ontstond, zette net op tijd een rem op het voorgenomen proces van sloop en nieuwbouw.
Herenakkoord
Inmiddels was ook herbestemmingsspecialist BOEi ten tonele verschenen. Een eerste onderzoek naar de mogelijke herbestemming van het ziekenhuis (in opdracht van wet houder Hamit Karakus) werd gevolgd door een tweede, ditmaal namens gemeente, BOEi en ontwikkelaar SWZ. Deze laatste had het ziekenhuis verworven om hier woning bouw te realiseren, maar moest een pas op de plaats maken. Een herenakkoord tussen de drie partijen zorgde voor de doorbraak: BOEi nam de herontwikkeling van het Poortgebouw met vleugels en de Paviljoens van het hoofd gebouw (Carré) ter hand, SWZ legde zich toe op het pro gramma voor de nieuwbouwwijk rondom het ziekenhuis (dat geen deel uitmaakt van de inzending) en BOEi en SWZ namen samen de verantwoordelijkheid voor het Carré op zich. De drie partijen ontwikkelden samen het steden bouwkundig plan.
Eerste gymnasium op Zuid
Het duurde niet lang voordat een gebruiker voor het Poortgebouw werd gevonden: het Lyceum uit het naast gelegen Vreewijk broedde al langer op plannen om – voor het eerst – een zelfstandig gymnasium op Zuid te openen. Een categoraal gymnasium paste uitstekend in de ambities van het langer lopende Nationaal Programma Rotterdam Zuid, dat tot doel heeft het perspectief van de bewoners op allerlei terreinen te verbeteren.
Gemeente, SWZ en BOEi sloten een overeenkomst waarbij BOEi het Poortgebouw in eigendom nam, de buiten zijde zou restaureren en de binnenzijde asbestvrij geleverd kreeg van eigenaar SWZ. De gemeente financierde de kosten van de inbouw en sloot met BOEi een zeer langjarige huur overeenkomst voor het Poortgebouw, om daarmee de businesscase rond te krijgen. Voor de herontwikkeling van het Poortgebouw naar de onderwijsfunctie – waar de nodige haast bij zat, omdat de school snel wilde verhuizen – koos BOEi voor een tweetrapsproces.
In 2019 is gestart met de asbestsanering, de sloop aan de binnenzijde en de restauratie van de buitenzijde. Parallel daaraan vond de fase van het voorlopig ontwerp plaats (met Molenaar & Co Architecten) en werden de bouwteam partners geselecteerd. Zowel de bouwkundig aannemer als de installatieaannemers brachten voor het definitief ontwerp hun kennis in (die onder meer nodig was om een kwalificatie voor het Frisse Scholen-programma in de wacht te slepen).
Sociale functie
Het leidde ertoe dat in februari 2022 het gymnasium kon worden opgeleverd en in gebruik genomen. De school heeft een belangrijke sociale functie in Vreewijk en omgeving gekregen. Het gaat hier om slimme maar ook om minder kansrijke leerlingen, die in de school een veilige omgeving vinden waar ze zowel de dynamiek als de rust kunnen opzoeken. De school biedt waar mogelijk ruimte aan activiteiten uit de buurt en levert daarmee haar bijdrage aan het overkoepelende Verbeterprogramma Vreewijk.
Architect Joris Molenaar verdiepte zich met zijn mede werkers uitvoerig in de geschiedenis van het gebouw en kwam met originele oplossingen om de typische zieken huisindeling (met een dwingende middengangstructuur) om te bouwen naar passende ruimtes voor de 650 leerlingen. Ook werden bijzondere lesplekken gecreëerd in de kelder (voor een technieklokaal) en in de kap (waar de hoofd aannemer een plek vond voor de grote collegezaal).
Monument blijft zichtbaar
Verder is de karakteristieke schoorsteen behouden en gerestaureerd, die daarmee haar functie als landmark in de wijk behoudt. Dat geldt ook voor het kunstwerk van de Rotterdamse wederopbouwkunstenaar Louis van Roode, dat eerst de personeelskantine sierde en nu een studiehoek luister bijzet (in gerestaureerde vorm, mede dankzij een crowdfundingsactie van de stichting Vrienden van BOEi).
De schoolorganisatie dacht intensief mee in de heront wikkeling van het gebouw en stemde er bijvoorbeeld in toe dat de voormalige ketelruimte werd omgebouwd tot aula. Weliswaar is deze substantieel kleiner dan wat de school gewend was, maar de bijzondere indeling maakt juist allerlei uiteenlopende activiteiten hier mogelijk. Bovendien laat deze ruimte aan de leerlingen de energietransitie zien: van kolen via gas naar elektriciteit.
De belangrijkste ingreep in de buitenruimte vormde de oplossing van de fietsenstalling; deze is verlaagd aangebracht aan weerszijden van de entree van het poortgebouw, omgeven door groen. Dit zorgt er zo voor dat het monument in al zijn statuur zichtbaar is gebleven vanaf de Groene Hilledijk.