Gouden Piramide 2022
Stichting Nederlands Auschwitz Comité wint met Nationaal Holocaust Namenmonument
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn meer dan 102.000 Nederlanders vanwege hun achtergrond omgebracht door het naziregime. Joden, Roma en Sinti. Het Nederlands Auschwitz Comité zet zich sinds 1956 in om de nagedachtenis aan de slachtoffers van de Holocaust in ere te houden en te strijden tegen antisemitisme, racisme en uitsluiting.
Het juryoordeel
Het Nationaal Holocaust Namenmonument is een plek voor herdenking, bezinning en educatie. Het herinnert aan de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en aan ieder van de meer dan 102.000 Nederlanders die toen vanwege hun achtergrond zijn omgebracht. Voor huidige en toekomstige generaties is die herinnering een waarschuwing dat onverdraagzaamheid kan uitlopen op oorlogsvoering, en hoe desastreus de gevolgen zijn.
Libeskind
Architect Daniel Libeskind is er wonderwel in geslaagd om die beladen boodschap te materialiseren in een monument. De stenen, de muren, de spiegels, ze roepen precies en tot in detail de intensiteit op die bij zo’n boodschap past. De opdrachtgever verdient lof voor het initiatief om elk van de slachtoffers een persoonlijk herdenkingsteken te gunnen en hij heeft de juiste ontwerper gevonden om hier vorm aan te geven.
De locatie
De gekozen locatie in Amsterdam leent zich uitstekend voor dit doel, gelegen in de onmiddellijke nabijheid van een drukke stedelijke toegangsweg, maar (mede door het labyrintische ontwerp en de iets verdiepte ligging) daar toch enigszins van teruggetrokken. Een locatie bovendien in de hoofdstad, passend bij de internationale allure van het monument, op een van de plekken waar de deportaties zich hebben afgespeeld.
Het ontwerp
Het ontwerp is niet geschonden door bezuinigingen of technische beperkingen. Net zomin is het aangetast door de maatschappelijke turbulentie die rondom de bouw ontstond. De aanvankelijk beoogde locatie maakte veel reacties in de stad los en moest daarom worden opgegeven, maar toen eenmaal gekozen was voor de locatie aan de Weesperstraat en Libeskind zijn ontwerp had gemaakt, is het Auschwitz Comité er pal achter blijven staan, ondanks het feit dat de protesten uit de buurt aanhielden. Ook die standvastigheid verdient lof. Een monument van deze orde en een ontwerp van deze kwaliteit rechtvaardigen volgens de jury zo’n opstelling, die bij plannen voor andere publieke bouwwerken al snel te star of te rechtlijnig zou zijn.
Gedreven betrokkenen
De professionaliteit waarmee het Auschwitz Comité te werk gaat, verhult soms dat het slechts bestaat uit een aantal gedreven vrijwilligers die zichzelf een opgave hebben gesteld en tot het uiterste gaan om die opdracht te vervullen. Met groot gemak beweegt het comité zich in de hoogste bestuurlijke kringen. Tegelijk houdt het oog voor de metselaars die alle bakstenen, al die kleine grafmonumentjes, door hun handen hebben laten gaan. Onder begeleiding van het comité hebben zij uiteindelijk een reis naar Auschwitz gemaakt.
De gedrevenheid van deze opdrachtgever, de intensiteit van de boodschap die hij overbrengt, de wijze waarop hij een prachtig ontwerp mogelijk heeft gemaakt én heeft beschermd, dat alles heeft de jury tot de overtuiging gebracht dat de Gouden Piramide 2022 toekomt aan het Nederlands Auschwitz Comité.
Namen leesbaar en aanraakbaar
Begin deze eeuw groeide de behoefte om de slachtoffers uit de abstractie van het getal te halen en ieder van hen bij naam te gedenken. In het Nederlands Paviljoen in Auschwitz plaatste het comité een wand met de namen van alle 60.000 Nederlanders die in dat kamp zijn omgekomen. De grote belangstelling daarvoor voedde het idee om een gedenkteken te maken voor alle Nederlanders die zijn vermoord in de kampen of tijdens dodenmarsen (de wrede aftocht uit de kampen die de nazi’s op touw zetten toen de capitulatie naderde). Al hun namen moesten vereeuwigd worden, leesbaar en aanraakbaar.
Al snel was duidelijk dat dit monument een plaats moest krijgen in de voormalige Jodenbuurt in Amsterdam. Een eerste idee om het in het Wertheimpark te plaatsen, stuitte op protesten uit de buurt. Daarop volgde een uitgebreid locatieonderzoek en kwam de plek aan de Weesperstraat in beeld, die uiteindelijk is gekozen. Hier stonden tot in de jaren zestig, toen de metrolijn werd aangelegd, tachtig huizen vanwaaruit in de oorlog 240 mensen zijn gedeporteerd.
Libeskind en procedures
Daniel Libeskind bood zich aan als architect, na een eerste contact met de voorzitter van het Auschwitz Comité. Geïnspireerd door de Amsterdamse traditie van baksteenarchitectuur, bouwde hij het monument op vanuit bakstenen die elk de naam dragen van een slachtoffer. Om ieder individueel slachtoffer identificeerbaar maken, zijn daar de geboortedatum en de leeftijd bij overlijden aan toegevoegd. De bakstenen zijn alfabetisch gerangschikt en vormen samen 500 meter muurlengte. Op die muren zijn spiegelende, roestvrijstalen objecten gebouwd die met elkaar in het Hebreeuws de woorden ‘In herinnering’ vormen. Volgens Joodse traditie leggen nabestaanden steentjes bij het graf van de overledene. In dit geval kan dat aan de voet van de muur. Die steentjes blijven liggen.
Het heeft uiteindelijk vijftien jaar geduurd voor het Nationaal Holocaust Namenmonument kon worden geopend. Dat is voor een monument uitzonderlijk lang. De oorzaak lag vooral in juridische procedures. Ook na de keuze voor de locatie aan de Weesperstraat bleven buurtbewoners zich verzetten, tot aan de Raad van State toe. De rechtsgang heeft het ontwerp uiteindelijk niet beïnvloed, maar wel de kosten. Het Auschwitz Comité, een vrijwilligersstichting, heeft al die tijd nauw contact gehouden op bestuurlijk niveau met de gemeente en de rijksoverheid. Zij waren overtuigd geraakt van het belang en de waarde van het initiatief. Toen het nodig was, schoten zij te hulp en verhoogden ze de toegezegde subsidies.
Financiering van het monument kwam ook uit de maatschappij. Baksteenfabrikant Rodruza droeg bij door de bakstenen om niet te leveren en nog steeds kan iedereen een of meer bakstenen adopteren. De gemeente voert het onderhoud en beheer uit, al blijft het monument in eigendom van de opdrachtgever.
Architectenbureau Rijnboutt
Architectenbureau Rijnboutt vormde als coördinerend en uitvoerend architect de schakel tussen Studio Libeskind in New York en de Nederlandse bouwpraktijk. Het verzorgde zaken als de materialisering, de detaillering en de beplanting, steeds in afstemming met Libeskind. De ontwerpers liepen tegen de nodige technische en ontwerpmatige uitdagingen aan. Zo bleek het technisch niet mogelijk om de platen met de spiegels zonder naden op de muren te plaatsen. Die naden zijn vervolgens zorgvuldig in het ontwerp geïntegreerd, als smalle breuklijnen die verwijzen naar de historische wandaden. Een andere complicerende factor was de ondergrond, die in de uitgangssituatie niet vlak was en waar tal van kabels en leidingen doorheen lopen. De drukke Weesperstraat aan de ene zijde ligt wat hoger dan de rustige Hoftuin van de Protestantse Diaconie aan de andere zijde. De toegang tot de tuin is gekozen als maatgevend voor de vloerhoogte voor het Namenmonument, dat daardoor een wat verdiepte ligging heeft ten opzichte van de verkeersweg. De gekozen halfverharding op de vloer is niet alleen terughoudend en stemmig qua uitstraling, maar ook waterdoorlatend en makkelijk op te breken. Zo kunnen werkzaamheden aan de vele leidingen onder het oppervlak met relatief weinig verstoring plaatsvinden.
Plek van betekenis
Een anonieme passantenruimte in het hart van Amsterdam is getransformeerd in een betekenisvolle plek. Nabestaanden vinden er een plek ter nagedachtenis aan hun vermoorde familieleden of dierbaren. Schoolklassen, toeristen en andere bezoekers krijgen er gevoel voor de verschrikkingen van de Shoah, passerende Amsterdammers werpen er een blik op, en zij allemaal realiseren zich weer dat de vrijheid waarin zij leven nooit vanzelf spreekt.
Bekijk hier de korte film die prachtig weergeeft hoe bijzonder de opdrachtgever en het project zijn.
De beste inzendingen van de Gouden Piramide 2022 worden uitvoerig beschreven in het boek 'Toewijding en daadkracht', kosteloos te verkrijgen door een mail te sturen naar het contactmailadres.
Jury en overig genomineerden
Francesco Veenstra (voorzitter zonder stemrecht) is in september 2021 aangetreden als Rijksbouwmeester. Sinds 2017 is hij partner bij Vakwerk architecten in Delft. Daarvoor werkte hij bij Mecanoo, waar hij van 2007 tot 2017 mede-eigenaar was. Tot juli 2021 was hij voorzitter van de Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus (BNA).
Han Dijk is stedenbouwkundig ontwerper en oprichtend partner van PosadMaxwan strategy x design in Den Haag. Hij is gastdocent en visiting critic bij onderwijsinstellingen in binnen- en buitenland en zit in verschillende kwaliteitsteams. Zijn bijzondere belangstelling gaat uit naar gezonde verstedelijking.
Andy van den Dobbelsteen is hoogleraar Climate Design & Sustainability en coördinator duurzaamheid aan de TU Delft. Daarnaast was hij tot voor kort voorzitter van de Wetenschappelijke Raad van Advies van NL Greenlabel en lid van de adviesraad van de Dutch Green Building Council. Hij is columnist, spreker en thrillerauteur.
Walter Hamers is bestuurder van Landschapspark Heilig Landstichting en Museumpark Orientalis en is bestuurvoorzitter van het Gelders Genootschap. Tot oktober 2021 was hij voorzitter van de Raad van Bestuur van de woningcorporatie Talis in Nijmegen en Wijchen. Hij is van origine organisatiesocioloog en is of was verbonden aan diverse organisaties op het gebied van duurzaamheid, cultuur en woningbouw.
Lieke Jildou de Jong verricht met haar eigen bureau Landscape Collected ontwerpend onderzoek naar een toekomstbestendige landschapsontwikkeling. Tussen juni 2021 en juni 2022 werkte zij ook als landschapsarchitect bij de gemeente Groningen, met bijzondere aandacht voor het buitengebied. Ze is gastdocent aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam. Met haar afstudeerwerk aan die academie won ze de Archiprix 2022.
Martjan Kuit is publicist en communicatieadviseur. Als ‘gebouwenfan’ brengt hij op allerlei manieren architectuur onder de aandacht. Zo verkoopt hij T-shirts met ‘smaakgevoelige gebouwen’ erop en sliep hij een nachtje in het provinciehuis van Noord-Brabant. Hij is gevestigd in Zwolle.
Maaike Perenboom is actief in de gebieds- en vastgoedontwikkeling, sinds 2018 bij ontwikkelaar Synchroon. Daar werkt ze onder meer aan de ontwikkeling van de Merwedekanaalzone in Utrecht. Ze heeft een achtergrond als stedenbouwkundige en haar bijzondere aandacht gaat uit naar duurzame en inclusieve ontwikkeling.
Do Janne Vermeulen is als architect opgeleid aan de University College London. Ze is oprichtend partner bij Team V Architectuur. Daarvoor werkte ze als architect bij Meyer en Van Schooten Architecture. Ze heeft zitting in de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van de gemeente Amsterdam en is actief als spreker en columnist.
Peter Paul Witsen is secretaris van de jury en heeft geen stemrecht.
Ecodorp Boekel biedt een woon- en leefomgeving die volledig circulair, klimaatbestendig, klimaatpositief en natuurinclusief is. Het aantal oplossingen om zover te komen, is aanzienlijk. Deels is teruggevallen op bestaande technieken, deels zijn technieken toegepast die afkomstig zijn uit andere werkvelden, deels gaat het ook om regelrechte innovaties. Het is het resultaat van niet-aflatende inspanningen van een groep burgers die geen genoegen namen met minder en een architect (Huub van Laarhoven) die uit hetzelfde hout is gesneden. Ze lieten zich niet ontmoedigen door financiële en juridische barrières en wisten steeds een weg te vinden om hun doel te bereiken, ook als die weg een hazenpaadje bleek te zijn. Zo is dit het enige burgerinitiatief dat valt onder de Crisis- en herstelwet. Dat maakt afwijking van het Bouwbesluit mogelijk.
Werelddoelen voor duurzaamheid
Het buurtje van 36 woningen aan de rand van Boekel komt voort uit een initiatief van Ad Vlems, die al in 2008 de Vereniging Ecodorp Brabant oprichtte. Deze vereniging maakte een rondgang langs beoogde locaties in Tilburg en Lent, voordat de gemeente Boekel interesse toonde om mee te werken. Tussentijds deed ze Boxtel aan, waar driehonderd vrijwilligers meewerkten aan een proefwoning (onder wie een aantal architecten en een bouwexpert van TNO). De kennis die hier is opgedaan, gaf het project in Boekel een vliegende start.
Het gerealiseerde Ecodorp draagt bij aan alle zeventien werelddoelen voor duurzaamheid van de Verenigde Naties. Het is daarmee een voorloper in het wereldwijde netwerk van ecodorpen, bestaande uit gemeenschappen die bij elkaar zijn om duurzaam te leven. Dat zijn er tienduizenden.
Aan ambities geen gebrek
Bouwmaterialen in Boekel zijn gerecycled of biobased en gemakkelijk herbruikbaar: wanden van kalkhennep tegen magnesiumplaat, een fundering van glasschuim (een restproduct van de glasrecycling), een vloerplaat van geopolymeer waarin vliegas, ook een industrieel restproduct, en gebruikt asfalt de plaats innemen van cement. Verwarming komt vanaf het stookseizoen 2022–23 uit een niet eerder toegepaste warmte-accu die ’s zomers opgewekte warmte vasthoudt in staalslak. De grootste kabelproducent ter wereld testte een circulaire stroomkabel uit waarin slechts één soort plastic is verwerkt. Er is een meetbaar biodiversiteitsplan, gericht op tien beschermde diersoorten. Jaarlijks beoordeelt een ecoloog of de juiste leefomstandigheden nog aanwezig zijn. Op het terrein bevindt zich een eigen voedseltuin. En dagelijks sijpelen duizenden liters gezuiverd afvalwater de bodem in. Zo zijn er meer fysieke duurzaamheidsoplossingen te noemen. Maar de ambities strekken zich ook uit tot het samenleven.
Bewoners
De gekozen eigendomsvorm laat toe dat alle woningen een prijs hebben onder de huurgrens voor sociale woningbouw. Bewoners vormen samen een vereniging. Die vereniging is een van de twee participanten in weer een andere vereniging die de grond en het vastgoed in bezit heeft. De tweede participant is VrijCoop, een vereniging van wooncoöperaties die de huuropbrengst gebruikt voor investeringen in volgende initiatieven. Dankzij deze vorm kon bij een Duitse bank vrij eenvoudig financiering gevonden worden, nadat de bewoners bot vingen bij diverse Nederlandse banken. Zij beschouwden de opeenstapeling van innovaties als een opeenstapeling van risico’s; de Duitse GLS Bank wist uit ervaring dat wooncollectieven vrijwel nooit betalingsproblemen opleveren. Binnen de bewonersvereniging verloopt de besluitvorming in vijftien thematische ‘cirkels’. Alleen als een keuze in de cirkel ook andere cirkels raakt, wordt die aan de orde gesteld in de ‘dorpscirkel’. Besluitvorming vindt op deze manier op een zo laag mogelijk niveau plaats. De bewoners noemen dat ‘holarchie’. De cirkelvorm is ook terug te zien in de architectuur. De 36 woningen zijn verdeeld in een patroon van drie cirkels. Die vorm is gekozen vanwege de helende, energetische kracht die daar volgens opdrachtgever en architect van uitgaat. In het plan zijn negen kleinere woningen opgenomen (drie per cirkel). Een deel is bedoeld als mantelzorgwoning. Bewoners daarvan ontvangen zorg van medebewoners in het Ecodorp. Twee andere woningen zijn bedoeld voor statushouders. Verder biedt het dorp ruimte voor tijdelijk verblijf in twee door kunstenaars ontworpen boomhutten en is er een atelier voor een artistin-residence.
Dorp in ontwikkeling
Inherent aan deze organisatie van het opdrachtgeverschap is een langzaam bouwtempo. Bewoners besteden minstens twee dagen per week aan de ontwikkeling van het dorp. Het oplevermoment is diffuus geworden; de eerste woningen waren al bewoond in de winter van 2021–22, toen de warmte-accu nog niet functioneerde. Ten tijde van het jurybezoek (voorjaar 2022) was de houten afwerking nog niet aan de buitengevel bevestigd en de bouw van een gemeenschappelijke ruimte, rondom de warmte-accu, moest nog beginnen. Het vraagt om improvisatie – maar dat is deze opdrachtgever toevertrouwd.
Bekijk de korte documentaire over deze nominatie hier.
Een ogenschijnlijk simpele ingreep staat aan de basis van een spectaculaire ontwikkeling in de binnenstad van Groningen. De bebouwing aan de oostzijde van de Grote Markt is bijna twintig meter naar voren geschoven, in lijn met de gevel van de Martinitoren. Een reeks naoorlogse gebouwen met een beperkte publieke functie heeft plaatsgemaakt voor nieuwbouw met een aantal horecagelegenheden. De Grote Markt won er haar historische beslotenheid en grandeur mee terug en aan de achterzijde van deze bebouwing ontstond door de opgeschoven gevellijn extra ruimte. Door de daar aanwezige parkeergarage ondergronds te brengen, creëerde de gemeente een nieuw plein: de Nieuwe Markt. Met het spraakmakende Forum als veelzijdig cultuurgebouw centraal aan dit plein is de publieksstroom verzekerd. Aan de zuidelijke pleinwand bood de gemeente jonge architecten de kans om zich te laten zien.
Lange adem
De hele operatie nam ongeveer twintig jaar in beslag. Al die tijd hield de gemeente de regie stevig in handen. Die regie kreeg niet in de laatste plaats vorm in een voortdurende en intensieve communicatie met de stad. Groningers en andere geïnteresseerden kregen een stem in de ontwikkeling van dit gevoelige deel van de stad, hun gezamenlijke ‘huiskamer’. Dat gebeurde al in 2001 via het ‘Grote Markt Forum’ (niet te verwarren met het Forumgebouw), een adviesgroep van zo’n vijftig personen met qua achterban en deskundigheid een heel verschillende achtergrond. De opgeschoven gevel aan de oostwand en het nieuwe plein kwamen toen al in beeld. Een andere mijlpaal was de ontwerpprijsvraag voor het Forumgebouw. Zeven architectenbureaus van naam maakten een ontwerp.
In de Martinikerk werd van elk ontwerp een maquette opgesteld. Vier jury’s mochten hun voorkeur uitspreken: een jury van alle stemgerechtigde Groningers, een jury van basisschoolleerlingen, een vakjury en een internetjury waaraan iedereen deel kon nemen. Het sculpturale ontwerp van NL Architects won ze alle vier. In totaal werden meer dan 21.000 stemmen uitgebracht.
Gemeente aan zet
Gemeentelijke regie kreeg verder vorm via een actief aankoopbeleid. Publieke investeringen zijn volgens de gemeente een absolute noodzaak om binnenstedelijke plekken die niet goed functioneren te activeren. Ze ging daarmee een serieus financieel risico aan, maar verschafte zichzelf wel een sterke positie. Ze kon voorwaarden stellen bij doorverkoop aan marktpartijen. De grond onder het huidige Merckt bijvoorbeeld, het gebouw op de hoek van de Grote Markt, werd verkocht aan een ontwikkelaar (MWPO) die via een meervoudige ontwikkelcompetitie is geselecteerd. Opnieuw spraken zo’n 20.000 stemmers een voorkeur uit. Merckt kreeg verreweg de meeste stemmen van het publiek en de hoogste score van de vakjury.
Ontwerpers
Voor de bebouwing aan de zuidzijde van de Nieuwe Markt was niet meteen voldoende belangstelling vanuit de markt. De gemeente wilde met de invulling van deze pleinwand niet wachten tot het Forum klaar was en kocht de grond daarom zelf aan. Ze besloot het ontwerp van de vier kavels te gunnen aan jonge architecten, onder begeleiding van architectenbureau DAAD. De gemeente zelf richtte op de Nieuwe Markt de openbare ruimte in. Wat opvalt bij het betreden daarvan, is het ontbreken van geparkeerde fietsen, ondanks de entree van een publiekstrekker als Forum. De fietsenstalling is onder het plein aangelegd en op het plein zelf ontbreken palen, blinde muren en andere logische plekken om een fiets tegenaan te zetten. Verlichting is geïntegreerd in de gevels.
Aan de oostwand van de Grote Markt was een beeldkwaliteitsplan (opgesteld door Müller Reimann Architekten) de drager van de architectonische samenhang. Een bijzondere positie is hier weggelegd voor de sociëteit van Vindicat. Met deze studentenvereniging was afgesproken dat het oude sociëteitsgebouw pas zou verdwijnen als het nieuwe was opgeleverd. Het was daardoor de eerste oplevering in het hele project, totstandgekomen tijdens de kredietcrisis; reden waarom ook hier de gemeente de rol van ontwikkelaar op zich nam. De sociëteit is één kavel opgeschoven – nog steeds met de kenmerkende jeneverreclame op het dak.
Continuïteit
Gedurende het hele proces bewaakte de voormalige stadsbouwmeester als supervisor de ontwerpkwaliteit. Ook andere personen en partijen waren langdurig betrokken. Dat kwam de continuïteit ten goede. Die werd een aantal maal op de proef gesteld. De kredietcrisis was zo’n periode, het onverwachts wegvallen van een omvangrijke subsidie en natuurlijk de aardbevingsproblematiek. De bouwtechnische constructie van het Forum moest kort na de start van de bouw alsnog worden verstevigd. Al verrichte bouwwerkzaamheden moesten opnieuw worden gedaan. Die hobbel is genomen met hulp van expertise uit Nieuw-Zeeland en compensatiegeld van het Rijk. Zo is Groningen nu een nieuwe publieke ruimte en een herstelde Grote Markt rijker – een grote stap in de al veel langer lopende ontwikkeling naar een aantrekkelijke, vitale, autovrije binnenstad.
Bekijk de korte documentaire over deze nominatie hier.
In de loop van de eeuwen kwam het Friese dorp Blije steeds verder van de Waddenzee af te liggen. Blije is een terpdorp. Van oorsprong is het gebouwd op een kunstmatige ophoging in een gebied waar de Waddenzee vrij spel had. Die geregelde overstroming was met de aanleg van de zeedijk verleden tijd. Buitendijks bleef aan- en afstromend zeewater vruchtbaar slik afzetten. Boeren namen dit land in productie door in de drassige grond greppels te graven en met de afgegraven grond akkers op te werpen. Zo ontstond het huidige kwelderlandschap.
Toen en nu
Toen aan het eind van de twintigste eeuw een einde kwam aan deze vorm van landaanwinning en de waddennatuur voorrang kreeg, lag Blije op meer dan drie kilometer van de vloedlijn. Als het aan de inwoners van Blije ligt, bepaalt de relatie met de Waddenzee niet alleen het verleden, maar ook de toekomst van het dorp. Het heeft zich altijd een waddendorp gevoeld.
Nu, op zoek naar nieuwe culturele en economische dragers in een tijd waarin het leven met het water weer aandacht vraagt, ontstond de roep om weer ‘te wonen, werken en leven met het gezicht naar de Waddenzee toe’. Zo formuleerde de Vereniging Dorpsbelang Blije e.o. het in de Dorpsvisie van 2011, en het gaf er meteen een concrete invulling aan. In het buitendijkse gebied zou een belevingsplek moeten komen in de vorm van een terp: de Terp fan de Takomst.
De terp
Die staat er nu, als een plek van verwondering, bespiegeling en beleving in de kwelder – een lus van afgedankte meerpalen met een top op gelijke hoogte, maar de hoogte van de grond waar ze in staan loopt met de cirkelvorm mee op. Vanaf de zeedijk lonkt de terp als een landmark diep in de kwelder, te bereiken na een wandeling van anderhalve kilometer – althans: buiten het broedseizoen en als hoogwater de terp niet omspoelt, hetgeen gemiddeld een paar keer per jaar gebeurt. De wandeling is onderdeel van de landschapsbeleving. De opdrachtgever hield daarom vast aan een flinke afstand vanaf de zeedijk, hoewel sommige partijen om praktische redenen een korte afstand bepleitten.
Op de terp zelf volgt het wandelpad het patroon van de palen. Het komt uit op een hoogte van ongeveer vier meter. Daar is de bezoeker overgelaten aan zichzelf en haar of zijn gedachten. Op kleine ronde paaltjes aan de buitenring zijn namen van dorpsbewoners aangebracht, om de herstelde band tussen dorp en landschap te symboliseren. De grond is afkomstig van het omliggende land, onder meer door een aangrenzend terrein te verdiepen. Daardoor kon een ecologisch proefveld worden ingericht naar een idee van Rijkswaterstaat. Er vindt daar onderzoek plaats naar de ontwikkeling van de biodiversiteit in een kwelder zonder aangelegde greppels.
Om zover te komen, had de dorpsvereniging een flinke omweg nodig. Blije telt nog geen duizend inwoners. Zo’n tachtig procent is lid van de vereniging. Maar uit contributies kan niet veel gefinancierd worden. Ook geen voorfinanciering bij een subsidie waarvan een gedeelte pas na afloop wordt uitgekeerd, laat staan kapitaal dat de initiatiefnemer zelf moet bijleggen. En de beoogde locatie is geen eenvoudige. Het kwelderlandschap is Natura 2000-gebied, wat concreet betekent dat er ook een ‘Natuurtoets’ geleverd moet worden. Bij de vereniging is veel kennis aanwezig van het gebied, de natuur en de waterbouw (met name in de persoon van Harry Feenstra, die het concept van de nieuwe terp bedacht), maar daarmee is de vergunning nog niet geregeld.
Daadkrachtige dorpsbewoners
De dorpsbewoners gingen op zoek naar inbedding. Een eerste en belangrijk aanknopingspunt was Sense of Place. Dat was een initiatief van Joop Mulder, grondlegger van het Oerolfestival en in 2021 plotseling overleden. Hij wilde de kwaliteit van het Waddengebied ook vanaf het vasteland onder de aandacht brengen en zette daarvoor een reeks culturele landschapsprojecten op. Er kwam een projectgroep met zes partijen. Deze groep selecteerde uit drie kandidaten de ontwerper: Ruud Reutelingsperger van het kunstenaarscollectief Observatorium. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering kwam eerst bij Sense of Place te liggen en vervolgens bij de provincie. Die stappen brachten extra proceskosten met zich mee en betekenden tijdverlies – een aantal voorbereidende werkzaamheden dreigde opnieuw te moeten gebeuren. De inbedding die werd gezocht, leek het plan te smoren. Kort nadien trok Dorpsbelang Blije het initiatief naar zich terug. In die constellatie waren de kosten beter te overzien en waren vergunningverleners sneller bereid om mee te denken en mee te werken.
Het opdrachtgeverschap werd vrijwilligerswerk. De gemeente Noardeast-Fryslân bleek bereid om kosteloos een directievoerder ter beschikking te stellen. andschapsorganisatie It Fryske Gea bleef aangesloten en is nu formeel eigenaar en beheerder van de terp.
Dorpsbelang Blije, It Fryske Gea en Reutelingsperger vormen nu samen de beheergroep. Dat de ontwerper daaraan deelneemt zegt iets over de bezieling in de samenwerking tussen opdrachtgever en ontwerper.
Bekijk de korte documentaire over deze nominatie hier.
Na jaren van investeren in de reactivering van industrieel erfgoed kon woningcorporatie Trudo de aandacht op Strijp-S verleggen naar nieuwbouw. Het voormalige Philipsterrein in Eindhoven heeft zijn plek in de stad gevonden. Samen met de gebiedspartners VolkerWessels en de gemeente is Trudo erin geslaagd om een creatieve, energieke, ondernemende urban culture tot stand te brengen, het soort omgeving dat ontbrak in Eindhoven en waar wel behoefte aan bestond. Op het centraal gelegen driehoekige deelterrein dat Trudo verwierf, kregen karakteristieke gebouwen als het Klokgebouw, het Ketelhuis en de Machinekamer publieke functies. De buitenruimte van het Ketelhuisplein werd ingericht en geprogrammeerd. Tijdens de Dutch Design Week is dit nu een van de centrale locaties. In de monumentale fabrieksgebouwen Anton en Gerard zijn appartementen gebouwd. En een fabriekshal zonder erfgoedstatus kreeg een tijdelijke bestemming als bmx- en skatehal.
Die fabriekshal speelt een cruciale rol bij de bouw van Haasje Over. Dat is een van de twee nieuwe woontorens waarmee Trudo een vervolg geeft aan de gebiedsontwikkeling; de andere is de groene Trudo Toren, zo’n 200 meter verderop. Beide zijn ongeveer 70 meter hoog. Van de twee reageert Haasje Over in zijn ontwerp het meest direct op de industriële omgeving. Dat zit in de strakke vormentaal, de oranjebruine kleur, het onafgewerkte beton en zichtbare leidingen, maar vooral in de bruggen aan twee kanten. Ze refereren aan de loopbruggen en leidingstraten van het oude fabriekscomplex.
De bruggen
Met een van die bruggen springt Haasje Over over de skatehal heen. Dat was niet van meet af aan de bedoeling. Oorspronkelijk was het idee om de hal na beëindiging van het tijdelijke gebruik te slopen. Maar de urban sports sloegen zodanig aan, dat ze onmisbaar werden voor de stedelijke cultuur die op Strijp-S juist werd gezocht. Samen met onder meer aannemer Stam & De Koning (onderdeel van VolkerWessels) ging Trudo op zoek naar een bouwconstructie waarmee een deel van het woningbouwprogramma op een brede brug over de hal heen gebouwd kon worden. Pas toen dat haalbaar en realistisch bleek, is een architect aangezocht. Dat werd Don Murphy van VMX, die veel gevoel bleek te hebben bij de industriële context. Hij stelde voor om ook een tweede brug te maken, een slankere brug op grotere hoogte die de oversteek maakt naar de daktuin van het gebouw Anton. Bewoners van Haasje Over kunnen zo van het groene dak profiteren, en bewoners van Anton van een collectieve ruimte in Haasje Over, waar de brug direct op aansluit.
Bijzondere woningen op een bijzondere plek
In totaal telt het complex 185 woningen, allemaal in de sociale huursector. Met zo’n vijftig vierkante meter zijn ze relatief klein. Bij de 137 lofts in de toren staat daar tegenover dat ze 3,5 meter hoogte hebben, genoeg om desgewenst een extra vloer in te bouwen als berg- of slaapruimte. Ze bieden bovendien een riant uitzicht over de stad, vanuit vensters die vrijwel de gehele hoogte van de woning bestrijken.
De eerste en tweede verdieping zijn in gebruik als fietsenstalling en berging. In de plint bevinden zich commerciële functies, die bijdragen aan de stadse atmosfeer. Op de brug over de skatehal zijn maisonnettes gebouwd. Ze zijn gegroepeerd in een hof op hoogte, ontsloten vanaf de binnenzijde, zodat de gevels aan de buitenkant aan alle kanten strak konden zijn. Het binnenterrein van het hof is open, dat wil zeggen dat het direct zicht biedt op het dak van de skatehal – constructief is dit dak te zwak om het te vergroenen. Op het dak van de maisonnettes zelf ligt wel sedum en op het dak van de woontoren is een ‘powernest’ met zonnepanelen en windmolens geïnstalleerd.
Slimmer kopen
Minder zichtbaar, maar zeker zo bepalend voor het opdrachtgeverschap van Trudo is het financiële model. Corporaties mogen in principe alleen bouwen voor de sociale huur. Trudo vergroot de financiële mogelijkheden via een systeem van ‘Slimmer Kopen’. Woningzoekenden krijgen de mogelijkheid om een woning te kopen met een flinke korting op de marktwaarde. Zodra ze weer vertrekken, in veel gevallen met een hoger inkomen dan bij aankoop, heeft Trudo het recht van terugkopen en wordt de korting verrekend. De bewoner en de corporatie delen winst of verlies. De woning wordt vervolgens via hetzelfde Slimmer Kopen-systeem doorverkocht of gaat terug de sociale huur in.
Concreet betekent dit dat de bewoner de woning in vol eigendom krijgt, maar ook dat Trudo belang houdt bij de waardeontwikkeling. Dat schept een financieel-economische basis voor investeringen in de leefomgeving. In een gebiedsontwikkeling als Strijp-S pakt dat goed uit. De waarde van de appartementen in Haasje Over zit niet alleen in het gebouw zelf, maar juist ook in de omgeving: het herbestemde erfgoed, de stedelijke vibe en een permanente, intensief gebruikte bmx- en skatehal.
Bekijk de korte documentaire over deze nominatie hier.